Snelinstellingen maken en gebruiken
Met snelinstellingen kunt u de huidige instellingen van het stuurprogramma opslaan om deze opnieuw
te gebruiken. U kunt bijvoorbeeld instellingen voor de afdrukstand, dubbelzijdig afdrukken en de
papierbron opslaan in een snelinstelling. Snelinstellingen zijn beschikbaar op de meeste tabbladen van
het printerstuurprogramma. U kunt maximaal 25 snelinstellingen voor afdruktaken opslaan.
Opmerking
Mogelijk geeft de printerdriver aan dat er 25 snelinstellingen voor het afdrukken
van taken zijn gedefinieerd hoewel er minder dan 25 worden weergegeven. Mogelijk wordt een
aantal vooraf gedefinieerde snelinstellingen voor het afdrukken van taken meegeteld die niet van
toepassing zijn op uw apparaat.
Een snelinstelling maken
1.
Open de printerdriver (zie
Toegang verkrijgen tot de printerstuurprogramma's
).
2.
Selecteer de afdrukinstellingen die u wilt gebruiken.
3.
Typ in het vak Snelinstellingen voor het afdrukken van taken een naam voor de geselecteerde
instellingen (bijvoorbeeld 'Kwartaalrapport' of 'Mijn projectstatus').
4.
Klik op Opslaan.
48
Hoofdstuk 5 Afdrukken
NLWW
Snelinstellingen gebruiken
1.
Open de printerdriver (zie
Toegang verkrijgen tot de printerstuurprogramma's
).
2.
Selecteer in de vervolgkeuzelijst Snelinstellingen voor het afdrukken van taken de snelinstelling
die u wilt gebruiken.
3.
Klik op OK. Het apparaat is nu ingesteld om af te drukken volgens de instellingen die in de
snelinstelling zijn opgeslagen.
Opmerking
Als u de standaardinstellingen van de printerdriver wilt herstellen, selecteert u
Standaard afdrukinstellingen in de vervolgkeuzelijst Snelinstellingen voor het afdrukken
van taken.